bebouwbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·bouw·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bebouwbaar bebouwbaarder bebouwbaarst
verbogen bebouwbare bebouwbaardere bebouwbaarste
partitief bebouwbaars bebouwbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

bebouwbaar

  1. (van een terrein) geschikt voor bebouwing (voor de landbouw of voor gebouwen)
    • - Volgens Russische experts wordt twintig miljoen hectare aan bebouwbaar land aan de Russische kant van de Russisch-Chinese grens niet geëxploiteerd, wat Rusland voor de Chinezen tot een „agrarisch eldorado” maakt.[1] 
    • - Oorspronkelijk was het gebied rond de Sierra beschermd. Maar eind jaren tachtig, onder druk van de projectontwikkelaars, besloot het gemeentebestuur grote gebieden in de periferie van de bergketens te herbenoemen en als bebouwbaar aan te duiden.[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. J. L. Heldring NRC 14 mei 2009
  2. NRC 18-07-2003