beatnik
Uiterlijk
- beat·nik
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘protesterende schrijver’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beatnik | beatniks |
verkleinwoord | - | - |
de beatnik m
- lid of aanhanger van de beatgeneratie
- Het woord beatnik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beatnik" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "beatnik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ beatnik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be