bange

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·ge

Bijvoeglijk naamwoord

bange

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bang
     In plaats van twee bange muisjes werd hij geconfronteerd met een standvastig duo van wie er één als een getergde leeuw van zich afbeet.[1]

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2