bandvormig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bandvormig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• band·vor·mig

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van band met het achtervoegsel -vormig

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	bandvormig	bandvormiger	bandvormigst
verbogen	bandvormige	bandvormigere	bandvormigste
partitief	bandvormigs	bandvormigers	-

Bijvoeglijk naamwoord

bandvormig

1. vorm van een band hebbend

   • Een lint en is smal bandvormig stuk weefsel. 

Gangbaarheid

• Het woord 'bandvormig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.