baf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

Tussenwerpsel

baf

  1. plotseling hard geluid of harde klap
     Kom bal, kom maar. Baf, heerlijk op de schoen. De bal legt een zwiepende boog af, daalt precies op tijd, diagonaal, slaat met duizelingwekkende vaart in en vindt zijn rust tegen het vochtige net. Immers tolt op zijn benen. Het leven is vurrukkulluk.[1]
     Nu parkeert hij zijn zwarte Mercedes. Stapt uit. Legt aan. Lost een schot. De uit Syrië gevluchte Nadim Youssef valt, sterft hier op straat. Het eerste slachtoffer. En Tristan loopt door, naar binnen, het winkelcentrum in. Baf, baf, baf. Bloed op de vloer.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “'Ajax, zet Cruijff en Van Gaal aan tafel, al dan niet met boter'” (22-11-2011), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    Carla van der Wal
    “Vijf jaar na bloedbad: Tristan, dat stille joch in de klas” (10-01-2017), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be