automecaniciens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·me·ca·ni·ciens
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de automecaniciensmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord automecanicien
     De Limburgse afdeling van Federauto, de federatie voor de autohandel en - reparatie, trekt aan de alarmbel. Volgens de vereniging zijn de automecaniciens die aan de Limburgse secundaire beroepsscholen afzwaaien, onvoldoende voorbereid op het beroepsleven.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 februari 2021 Weblink bron “Vorming automecaniciens is ontoereikend” (13 juli 2004) op standaard.be