assepoes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·se·poes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord assepoes assepoezen
assepoesen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de assepoesv

  1. zielig meisje dat heel hard moet werken zonder daarvoor waardering te krijgen
     Ze wandelt niet meer aan mijn hand naar de kinderboerderij. En over vier maanden is ze weer iets volwassener. Terwijl het toch echt gisteren was dat we samen voor de 85ste keer in de maand naar Assepoesje, asssepoesje keken.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Daar gaat ze…liedjes om te huilen” (09 feb. 2019), De Telegraaf
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be