assepoes
Uiterlijk
- as·se·poes
- afleiding van Assepoester (sprookjesfiguur)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assepoes | assepoezen assepoesen |
verkleinwoord |
de assepoes v
- zielig meisje dat heel hard moet werken zonder daarvoor waardering te krijgen
- ▸ Ze wandelt niet meer aan mijn hand naar de kinderboerderij. En over vier maanden is ze weer iets volwassener. Terwijl het toch echt gisteren was dat we samen voor de 85ste keer in de maand naar Assepoesje, asssepoesje keken.[1]
- Het woord assepoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "assepoes" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Daar gaat ze…liedjes om te huilen” (09 feb. 2019), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be