appelleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·pel·leert

Werkwoord

vervoeging van
appelleren

appelleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appelleren
    • Jij appelleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appelleren
    • Hij appelleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van appelleren
    • Appelleert!