alzarse
Uiterlijk
- al·zar·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
alzarse |
alzaba |
alzado |
volledig |
alzarse
- wederkerend opstaan, overeind komen
- in opstand komen
- in beroep gaan
- (~ con) er van doorgaan met
- (~ sobre) uitsteken boven
- failliet gaan door fraude
- [1] levantarse, subir
- [2] sublevarse
- [5] sobresalir
- [6] quebrar