alpijns
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- al·pijns
Woordherkomst en -opbouw
- van het Franse alpin
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | alpijns | alpijnser | alpijnst |
verbogen | alpijnse | alpijnsere | alpijnste |
partitief | alpijns | alpijnsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
alpijns [1]
- betrekking hebbend op de Alpen
- (sport) van een berg af skiën zoals dat gedaan kan worden in de Alpen
- ▸ In de alpijnse ski was het de tweede en voorlopig ook laatste medaille. De eerste kwam op naam van haar broer Francisco, die in 1972 in Japan goud won op de slalom.[2]
- ▸ De Wereldbeker alpijnse ski is zaterdag met een verrassing van formaat van start gegaan. In de openingsmanche van de Wereldbeker reuzenslalom in het Oostenrijkse Sölden ging de zege naar de amper zeventienjarige Nieuw-Zeelandse Alice Robinson.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord alpijns staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alpijns" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Vincent Van Genechten“Lichaam van olympische medaillewinnares gevonden in gebergte nabij Madrid” (04/09/2019), De Standaard
- ↑ Weblink bron Vincent Van Genechten“Stunt van formaat in het skiën: amper 17-jarige Nieuw-Zeelandse wint reuzenslalom voor topfavoriete Mikaela Shiffrin” (26/10/2019), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be