Naar inhoud springen

alomtegenwoordig

Uit WikiWoordenboek
  • al·om·te·gen·woor·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen alomtegenwoordig alomtegenwoordiger alomtegenwoordigst
verbogen alomtegenwoordige alomtegenwoordigere alomtegenwoordigste
partitief alomtegenwoordigs alomtegenwoordigers -

alomtegenwoordig

  1. overal aanwezig
     Beiden waren een opluchting, al was het maar omdat mijn alomtegenwoordige moeder dan even de kamer uit moest.[1]


69 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer op Wikipedia, ISBN 9789025768652
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be