afstandig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·stan·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afstandig | afstandiger | afstandigst |
verbogen | afstandige | afstandigere | afstandigste |
partitief | afstandigs | afstandigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
afstandig
- niet betrokken, emotionele afstand bewarend
- De afstandige arts was niet geliefd bij zijn patiënten, maar desondanks wel een hele goede dokter.
Gangbaarheid
- Het woord 'afstandig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.