ademde uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • adem·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitademen

ademde uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitademen
    • Ik ademde uit. 
    • Jij ademde uit. 
    • Hij, zij, het ademde uit. 


Gangbaarheid