addeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·deert

Werkwoord

vervoeging van
adderen

addeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adderen
    • Jij addeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adderen
    • Hij addeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van adderen
    • Addeert!