acteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·teert

Werkwoord

vervoeging van
acteren

acteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acteren
    • Jij acteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acteren
    • Hij acteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van acteren
    • Acteert!