achondroplasie

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • achon·dro·pla·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord achondroplasie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

achondroplasie v

  1. (medisch) ontwikkelingsstoornis gekenmerkt door dwerggroei; erfelijke aandoening waarbij de vorming van kraakbeen in de lange pijpbeenderen verstoord is, waardoor zich geen normale groeischijf ontwikkelt
     Op zich niets bijzonders, ware het niet dat de leerling van het Erasmus de aandoening achondroplasie (ook wel dwerggroei genoemd) heeft waarbij de groei van de ledematen significant achterblijft bij die van de rest van het lichaam.[2]
     De Shih Tzu-pup lijdt net als zijn jonge baasje aan achondroplasie, de meest voorkomende vorm van dwerggroei.[3]

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. achondroplasie op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    Ronald Vrugteman
    “Roos uit Almelo: klein van stuk, maar met een groot karakter” (09-06-2016), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Jongetje (5) met dwerggroei vindt lotgenoot in hondje” (10-01-2017), Tubantia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be