accrediteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cre·di·teert

Werkwoord

vervoeging van
accrediteren

accrediteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accrediteren
    • Jij accrediteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accrediteren
    • Hij accrediteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van accrediteren
    • Accrediteert!