abseilden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·seil·den

Werkwoord

vervoeging van
abseilen

abseilden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van abseilen
    • ...dat wij abseilden. 
    • ...dat jullie abseilden. 
    • ...dat zij abseilden.