abseilen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·sei·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zich langs een touw naar beneden laten zakken’ voor het eerst aangetroffen in 1997 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abseilen |
seilde ab |
abgeseild |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
abseilen
- inergatief met behulp van een touw van een steile wand afdalen
- Mijn favoriete bezigheid is abseilen van een hoge wand.
- overgankelijk iemand langs een touw naar beneden laten zakken
Vertalingen
1. met behulp van een touw van een steile wand afdalen
Gangbaarheid
- Het woord abseilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "abseilen" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "abseilen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ abseilen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 54 %