aanwendde
Uiterlijk
- aan·wend·de
vervoeging van |
---|
aanwenden |
aanwendde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanwenden
- ... dat ik aanwendde.
- ... dat jij aanwendde.
- ... dat hij, zij, het aanwendde.
- ... dat ik aanwendde.
- Het woord aanwendde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.