aanrekenden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanrekenden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanrekəndə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·re·ken·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanrekenen |
aanrekenden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanrekenen
- ...dat wij aanrekenden.
- ...dat jullie aanrekenden.
- ...dat zij aanrekenden.
- ...dat wij aanrekenden.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanrekenden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.