aankoopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·koopt

Werkwoord

vervoeging van
aankopen

aankoopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankopen
    • ... dat jij aankoopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankopen
    • ... dat hij aankoopt.