aanklopten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanklopten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋklɔptə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·klop·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankloppen |
aanklopten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aankloppen
- ...dat wij aanklopten.
- ...dat jullie aanklopten.
- ...dat zij aanklopten.
- ...dat wij aanklopten.
- ▸ Niet als levende wezens met een zwaar leven die extra in de problemen waren gekomen en hier om hulp aanklopten.[1]