aanbouwtjes

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·bouw·tjes

Zelfstandig naamwoord

aanbouwtjes mv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord aanbouw

Gangbaarheid