Naar inhoud springen

Noord-Amerikaans

Uit WikiWoordenboek
  • Noord-Ame·ri·kaans
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Noord-Amerikaans Noord-Amerikaanser Noord-Amerikaanst
verbogen Noord-Amerikaanse Noord-Amerikaansere Noord-Amerikaanste
partitief Noord-Amerikaans Noord-Amerikaansers -

Noord-Amerikaans

  1. horend bij Noord-Amerika (VS en Canada)
    • Volgens financieel topman Bob Shanks ligt "alles op tafel om Ford te repareren". Daarbij wees hij op andere investeringen, samenwerkingsverbanden en het vertrekken uit markten of stopzetten van producten. Op de Noord-Amerikaanse markt stopt Ford in ieder geval al met het investeren in een nieuwe generatie sedans, zo kondigde het aan. In oktober hanteerde Ford nog een besparingsdoel van 14 miljard dollar in 2022.[1] 
    • De muzikante maakte dinsdag de data van het Noord-Amerikaanse gedeelte van de tournee bekend. Die start in juli en loopt tot eind september. Later zullen daar volgens Variety ook concerten in het buitenland aan worden toegevoegd.[2] 
  1. de Telegraaf 25 april 2018 Ford gaat nog meer besparen
  2. de Telegraaf 18 april 2018 Lauryn Hill op jubileumtoernee