60-jarig
Uiterlijk
- 60-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 60-jarig |
verbogen | 60-jarige |
partitief | 60-jarigs |
60-jarig
- 60 jaren durend
- Het 60-jarig bestaan werd met een groot feest gevierd.
- met de leeftijd van 60 jaar
- Bij de brand viel helaas een 60-jarig slachtoffer.
- Het woord 60-jarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.