Naar inhoud springen

пятніца

Uit WikiWoordenboek
  • пят·ні·ца

пятніца v

  1. vrijdag
    «А ты што зрабіў з сям'ёй у пятніцу ўвечары?»
    En jij; wat heb jij vrijdagavond met je familie gedaan?
  • Latijnse transcriptie: pjátnitsa


Dagen in het Wit-Russisch
панядзелак
maandag
аўторак
dinsdag
серада
woensdag
чацьвер, чацвер
donderdag
пятніца
vrijdag
субота
zaterdag
нядзеля
zondag