zwakte af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwak·te af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzwakken

zwakte af

  1. enkelvoud verleden tijd van afzwakken
    • Ik zwakte af. 
    • Jij zwakte af. 
    • Hij, zij, het zwakte af. 


Gangbaarheid