zwabberaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwabberaar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zwab·be·raar
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van zwabberen met het achtervoegsel -aar [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwabberaar | zwabberaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zwabberaar m
- iemand met een onvaste gang of beleid
- ▸ Als het aan de VS en Frankrijk ligt wordt Syrië resoluut aangepakt. Dat vinden ze ook in Israël. Daar zijn ze behoorlijk kwaad dat Obama er eerst klaar voor leek te zijn, en toen weer niet. Een zwabberaar, vinden ze hem, in wie ze weinig vertrouwen meer hebben.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zwabberaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ zwabberaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Israël: Obama moet meer spinazie eten” (03-09-2013), NOS