zuur aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zuur aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanzuren

zuur aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzuren
    • Ik zuur aan. 
  2. gebiedende wijs van aanzuren
    • Zuur aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzuren
    • Zuur je aan? 

Gangbaarheid