zorghorloge

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zorg·hor·lo·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zorghorloge zorghorloges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zorghorlogeo

  1. toestel dat een patiënt om de pols draag waarop een knop zit die men in een noodsituatie kan indrukken als men medische zorg nodig heeft
  2. toestel dat een zorgverlener om de pols draagt en waarmee men een spraakverbinding kan maken met een patiënt

Gangbaarheid