zoen af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zoen af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzoenen |
zoen af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzoenen
- Ik zoen af.
- gebiedende wijs van afzoenen
- Zoen af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzoenen
- Zoen je af?
Gangbaarheid
- Het woord zoen af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.