wisselde in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wis·sel·de in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inwisselen

wisselde (…) in

  1. enkelvoud verleden tijd van inwisselen
    • Ik wisselde in. 
    • Jij wisselde in. 
    • Hij, zij, het wisselde in. 

Gangbaarheid