wintervoorraad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·voor·raad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wintervoorraad wintervoorraden
verkleinwoord wintervoorraadje wintervoorraadjes

Zelfstandig naamwoord

de wintervoorraadm

  1. goederen die voor gebruik in de winter worden opgeslagen
     In Nederland eten koeien nu al van de wintervoorraad, zei landbouworganisatie LTO gisteren. Daardoor dreigt de wintervoorraad op te raken en zonder wintervoer zullen dieren geslacht moeten worden.[2]
     Veel boeren, ook in Nederland, stevenen af op een miljoenenschade doordat hun oogsten tegenvallen vanwege het droge weer. Ook dreigen er tekorten aan veevoer te ontstaan: gras en mais groeien niet, waardoor koeien nu al van de wintervoorraad moeten eten.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 maart 2022 Weblink bron “Hitte en droogte: waterberaad in Lelystad, komen er maatregelen?” (01-08-2018), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 maart 2022 Weblink bron “Nederlandse boer mag langer mest uitrijden, ook EU komt boeren tegemoet om droogte” (02-08-2018), NOS