wijk achteruit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijk ach·ter·uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
achteruitwijken

wijk (...) achteruit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achteruitwijken
    • Ik wijk achteruit. 
  2. gebiedende wijs van achteruitwijken
    • Wijk achteruit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achteruitwijken
    • Wijk je achteruit?