werkmodus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·mo·dus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkmodus | werkmodi |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de werkmodus m
- de geestelijke toestand van het vol geconcentreerd aan het werk zijn, karakteristiek voor een werkweek
- Na een ontspannen weekend probeerde de man weer in een werkmodus te komen.