vrankheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrank·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrankheid vrankheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vrankheidv

  1. vrijheid, oprechtheid, zonder schroom
    • 'Elke raad zou geleid moeten worden vanuit een vrankheid, openheid, eerlijkheid en “zeggen wat je denkt,. Dat is iets wat in sommige raden van bestuur aartsmoeilijk is. We zitten hier in een cultuur waarin we vrij braaf, lief en hoffelijk met elkaar omgaan. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

21 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen