volkswijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • volks·wijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord volkswijk volkswijken
verkleinwoord volkswijkje volkswijkjes

Zelfstandig naamwoord

de volkswijkv / m

  1. een wijk van een stad waar het volk woont.
     Zelfs met een flinke som geld en extra aandacht lukt het niet om een oude, arme volkswijk in een paar jaar te veranderen in een moderne stadswijk waar het goed toeven is. Dat blijkt in Oud-Crooswijk in Rotterdam, vijf jaar geleden volgens het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP) de armste wijk van Nederland.[1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 juni 2022 Weblink bron “Oud-Crooswijk was armste wijk, miljoenen verder gaat het iets beter” (02-10-2021), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be