vogelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·gelt

Werkwoord

vervoeging van
vogelen

vogelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vogelen
    • Jij vogelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vogelen
    • Hij vogelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vogelen
    • Vogelt!