voetbalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·balt

Werkwoord

vervoeging van
voetballen

voetbalt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voetballen
    • Jij voetbalt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voetballen
    • Hij voetbalt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voetballen
    • Voetbalt!