voetballen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·bal·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voetballen
voetbalde
gevoetbald
zwak -d volledig

Werkwoord

voetballen

  1. inergatief, (voetbal) een balspel waarbij de bal alleen met de voet en het hoofd, maar niet met de hand gespeeld mag worden
    • Zij gaan elke middag voetballen op het veldje op de hoek. 
     Met mijn zoon ging ik vaak wildkamperen in een weiland en koken op een houtvuurtje. Een middagje poolen in de stad of voetballen was vaste prik.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de voetballenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord voetbal

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Werkwoord

voetballen

  1. voetballen
Verwante begrippen