vliegtuigfabrikant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg·tuig·fa·bri·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegtuigfabrikant vliegtuigfabrikanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vliegtuigfabrikantm

  1. (luchtvaart) bedrijf dat vliegtuigen ontwerpt en produceert
     "We hebben grondig onderzoek gedaan naar alle mogelijke technische oorzaken", aldus de woordvoerder. "Gisteren en de afgelopen nacht zijn er tests en inspecties geweest. Vandaag hebben we contact gehad met de vliegtuigfabrikant en een verificatievlucht uitgevoerd om het ventilatiesysteem te testen. Ook daar is niets uitgekomen."[2]
     Binnen een week tot tien dagen komt vliegtuigfabrikant Boeing met een software-update voor de 737 MAX, aldus bronnen bij de vliegtuigbouwer gisteren tegen persbureau Reuters. De Boeing MAX staat in veel landen aan de grond omdat er wordt getwijfeld aan de veiligheid van het vliegtuig.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Onwel worden Transavia-passagiers lag niet aan het vliegtuig” (Maandag 14 mei 2018, 17:56), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Vliegramp Ethiopië vergelijkbaar met eerdere Boeing 737-crash'” (Zondag 17 maart 2019, 19:27), NOS