visioen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vi·si·oen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘innerlijk gezicht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visioen | visioenen |
verkleinwoord | visioentje | visioentjes |
Zelfstandig naamwoord
het visioen o
- een droombeeld
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord visioen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "visioen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.