visagist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

visagist aan het werk
Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·sa·gist
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘adviseur voor gezichtsopmaak’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
  • afleiding van visagie met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord visagist visagisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de visagistm

  1. (beroep) iemand die adviseert over make-up en vaak ook de make-up aanbrengt bij optredens, tv-programma's en filmopnames, make-up artiest
    • Rapper Sjors is tot over zijn oren verliefd op de 27-jarige Spaanse Sue. De uit Valencia afkomstige visagiste sprak met Privé over de ontmoeting, de liefde en de toekomstplannen.[3] 
    • Mario Dedivanovic, een van de vaste visagisten van de Kardashians, zit in zak en as. Zijn make-up koffer, met daarin onder andere peperdure kwasten waarmee hij al jaren werkt, is gestolen op JFK Airport in New York. De make-up artist wil zijn spullen zo graag terug, dat hij 10.000 dollar geeft aan de persoon die de bagage bij hem terugbezorgt.[4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen