vioolles

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

vioolles
Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·ool·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vioolles vioollessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vioollesv / m

  1. onderwijs in het spelen van een viool
    • Qua draaistijl past ze in het geluid van haar stadsgenoten, al is die scene het afgelopen jaar zo gegroeid dat er niet echt meer te spreken is van ‘het Vancouver-geluid’. Als er iets algemeen over het geluid van de Canadese Rivièra te zeggen valt is het een zekere warmte en vrij vloeiende melodielijnen. Volgens Patrick Holland is dat het gevolg van het feit dat er veel muzikanten akoestisch begonnen en daardoor gewend zijn om te improviseren. Jayda G heeft zelf meer dan vijftien jaar piano- en vioolles achter de rug en leerde zichzelf het draaien en produceren. [2] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Rolinde Hoorntje 4 januari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be