vier en een half

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier en een half
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

vier en een half

  1. 4½ (of 4,5); het getal halverwege tussen vier en vijf
    • Hij heeft vier en een half jaar bij een bank gewerkt. 
    • De helft van negen is vier en een half. 
Opmerkingen
Hij had voor zijn proefwerken een vier-en-een-half en twee zessen.
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen