vier en een half
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vier en een half (hulp, bestand)
- IPA: /ˈvirɛnənˌhɑləf/
Woordafbreking
- vier en een half
Woordherkomst en -opbouw
Hoofdtelwoord
vier en een half
- 4½ (of 4,5); het getal halverwege tussen vier en vijf
- Hij heeft vier en een half jaar bij een bank gewerkt.
- De helft van negen is vier en een half.
Opmerkingen
- Als zelfstandig naamwoord wordt vier-en-een-half aan elkaar geschreven.[1]
- Hij had voor zijn proefwerken een vier-en-een-half en twee zessen.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord vier en een half staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 Twee-en-een-half / tweeëneenhalf / twee en een half / tweeënhalf op website: Taaladvies.net; geraadpleegd 2017-02-07