vergewist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ge·wist
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van vergewissen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
vergewissen

vergewist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich vergewissen
    • Jij vergewist je. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich vergewissen
    • Hij vergewist zich. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zich vergewissen
    • Vergewist je! 
vervoeging van: vergewissen…
verbogen vorm: vergewiste

vergewist

  1. voltooid deelwoord van zich vergewissen