vergewiste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ge·wis·te

Werkwoord

vervoeging van
vergewissen

vergewiste

  1. enkelvoud verleden tijd van zich vergewissen
    • Ik vergewiste me. 
    • Jij vergewiste je. 
    • Hij, zij, het vergewiste zich. 
  2. verbogen vorm van zich vergewist, voltooid deelwoord van zich vergewissen