ventster

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vent·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ventster ventsters
verkleinwoord ventstertje ventstertjes

Zelfstandig naamwoord

de ventsterv

  1. (handel) vrouw die goederen huis-aan-huis verkoopt
     Het vuur was bijna gedoofd; de oude ventster sliep, haar voeten onder de sjaals en lompen gestopt, zo dicht mogelijk bij het vuur gezeten.[1]
     Het was al na Samhain, toen er een ventster naar het kasteel kwam.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1
    Marion Eleanor Zimmer Bradley
    Nevelen van Avalon” op Wikipedia (1982), De Boekerij op Wikipedia, ISBN 9022529649