ventileert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ven·ti·leert

Werkwoord

vervoeging van
ventileren

ventileert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ventileren
    • Jij ventileert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ventileren
    • Hij ventileert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ventileren
    • Ventileert!